Nieuw onderzoek wijst uit dat het wel of niet liefhebben van honden, met je genen te maken kan hebben. Wetenschappers onderzochten gegevens van meer dan 85.000 tweelingen in het Zweedse tweelingenregister – ’s werelds grootste tweelingregister – op zoek naar genetische aanwijzingen die mogelijk verband houden met hondenbezit op volwassen leeftijd.
Tweelingstudies bieden wetenschappers de kans om genetische en gedragsgegevens te vergelijken van twee individuen die ofwel hun volledige genoom (monozygote tweelingen) of 50% van hun genen (dizygote tweelingen) delen. Dit kan onderzoekers helpen bepalen of bepaald gedrag het gevolg is van omgevingsfactoren of dat ze waarschijnlijk geworteld zijn in DNA.
Voor het nieuwe onderzoek raadpleegden de wetenschappers de tweelinggegevens en 15 jaar aan documenten over hondenbezit. (Zweden vereist dat alle honden officieel zijn geregistreerd bij de Swedish Board of Agriculture, terwijl rashonden ook kunnen worden geregistreerd bij de Swedish Kennel Club.) Van de 85.542 tweelingen die in het onderzoek werden geëvalueerd, hadden 8.503 mensen honden.
De auteurs van het onderzoek creëerden vervolgens computermodellen om patronen te identificeren tussen de tweelingen die genetische invloed of milieueffecten zouden kunnen vertegenwoordigen die een levenslange gehechtheid aan honden vormgeven. Onderzoekers ontdekten dat genetica iets meer voorspellend was voor hondenbezit op volwassen leeftijd dan in de omgeving. De genetische bijdrage aan hondenbezit bedroeg ongeveer 51% bij mannen en ongeveer 57% bij vrouwen.
Hoewel de studie niet kon identificeren welke genen verantwoordelijk waren voor die warme gevoelens jegens honden, toonde het aan ‘dat genetica en omgeving ongeveer een gelijke rol spelen bij het bepalen van hondenbezit,’ zei co-auteur Patrik Magnusson, een universitair hoofddocent epidemiologie aan de Afdeling Medische Epidemiologie en Biostatistiek aan het Karolinska Institutet in Zweden.
‘De volgende voor de hand liggende stap is om te proberen te identificeren welke genetische varianten deze keuze beïnvloeden en hoe ze zich verhouden tot persoonlijkheidskenmerken en andere factoren, zoals allergie,’ zei Magnusson in een verklaring.