
Mei is internationaal “Lyme Disease Awareness Month”. Een goed moment om onze kennis over teken en door teken overgedragen aandoeningen bij gezelschapsdieren op te frissen. De ESCCAP heeft richtlijnen en achtergrondinformatie gepubliceerd die voor ons in de dagelijkse praktijk goed van pas komen.
Bekende boosdoeners
In Nederland komen drie teken het meest voor: de schapenteek (Ixodes ricinus), de egelteek (Ixodes hexagonus) en de vlekkenteek (Dermacentor reticulatus). Ze behoren tot de familie van de ‘harde teken’ en kunnen pathogenen overdragen die soms ernstige ziekte veroorzaken bij hond, kat én mens. Denk aan borreliose (de ziekte van Lyme), babesiose, anaplasmose, ehrlichiose en tekenencefalitis (TBE).
Ixodes ricinus is verreweg de meest voorkomende en speelt een centrale rol in de overdracht van de ziekte van Lyme. I. hexagonus leeft vooral in schuilplaatsen van egels en vossen en kan zo ook huisdieren besmetten. D. reticulatus is in opkomst, met name in duingebieden en natuurterreinen met grote grazers, en kan Babesia canis overdragen. Hoewel Rhipicephalus sanguineus voornamelijk voorkomt in warmere klimaten, wordt deze soort sporadisch ook in Nederland aangetroffen, vooral binnenshuis na import of vakantie. Sommige teken zijn zelfs actief in de winter, afhankelijk van soort en omstandigheden.
Lyme bij de hond: hoe vaak zien we het echt?
De ziekte van Lyme bij mensen is bekend en goed onderzocht, maar bij de hond ligt dat anders. Veel honden die antistoffen hebben, vertonen geen klachten. Minder dan 5% ontwikkelt daadwerkelijk ziekte. Als het gebeurt, zijn symptomen vaak aspecifiek: koorts, sloomheid, gewrichtsklachten of wisselende kreupelheid. Lyme-nefropathie wordt bij een klein percentage beschreven, maar de rol van Borrelia hierin is nog niet eenduidig vastgesteld.
Bij katten weten we nóg minder. Seropositieve dieren zijn gemeld, maar duidelijke klinische ziektebeelden zijn zeldzaam en moeilijk aan te tonen.
Diagnostiek: soms zoeken naar een speld in een hooiberg
Borrelia is lastig direct aan te tonen. PCR of kweek lukt zelden, omdat de bacterie zich meestal in de weke delen ophoudt. In de praktijk gebruiken we daarom vooral serologie. De C6-peptide test is hierbij het meest specifiek en geeft geen vals-positieve uitslagen bij gevaccineerde honden. Let op: een positieve uitslag zegt vooral iets over blootstelling, niet over actieve infectie. Bij twijfel kan een Western blot helpen om meer zekerheid te krijgen.
Behandeling en preventie
Wordt Lyme vermoed, dan is doxycycline het middel van eerste keus. De aanbevolen dosering is 10 mg/kg oraal, eenmaal daags gedurende 30 dagen. Deze behandeling wordt vaak toegepast vanwege de effectiviteit tegen Borrelia burgdorferi, maar ook vanwege de werkzaamheid tegen mogelijke co-infecties zoals Anaplasma phagocytophilum. Binnen één à twee dagen zou klinische verbetering moeten optreden, zeker bij gewrichtsklachten. Toch blijkt uit onderzoek dat niet elke infectie hiermee volledig verdwijnt.
Preventie blijft daarom het belangrijkste wapen. Dagelijks controleren en werken met een goed acaricide (bij voorkeur met langdurige werking en/of afwerende eigenschap) is belangrijk. Zeker bij dieren die veel buiten komen of mee op reis gaan naar gebieden waar teken en tekenziekten veel voorkomen.
Vaccinatie tegen Borrelia is mogelijk, maar de meningen zijn verdeeld. Niet alle vaccins dekken alle stammen, en bescherming is niet volledig. In de praktijk blijft effectieve tekenbestrijding de beste aanpak.
Meer informatie
De ESCCAP-richtlijnen (modulaire richtlijn 3.2 en richtlijn 5) geven veel achtergrondinformatie en handige overzichten per regio. Check de officiële website van de ESCCAP die tevens als bron heeft gediend voor dit artikel.