
In dit derde en laatste deel van ons drieluik over hygiëne in de dierenartsenpraktijk, dat we samen met Sara Proot hebben geschreven, kijken we naar infectiepreventie als geheel. Infectiepreventie stopt niet bij handhygiëne en een schone omgeving; het doorbreken van de “chain of infection” is van groot belang om kruisbesmetting te voorkomen. Wat kunnen wij doen om deze keten te doorbreken en welke maatregelen helpen ons om onze patiënten én onszelf veilig te houden?
Infectiepreventie is een breed onderwerp, maar uiteindelijk draait het om het voorkomen dat ziekteverwekkers zich van de ene naar de andere patiënt verspreiden. Hoewel onze patiënten over het algemeen korter opgenomen zijn dan mensen in ziekenhuizen, lopen ze wel degelijk risico op ziekenhuisinfecties.
Kruisbesmetting komt voor wanneer micro-organismen van de ene patiënt (of van de omgeving) worden overgedragen op een andere patiënt, vaak via ons, het personeel. De verantwoordelijkheid ligt dus voor een groot deel bij ons dierenartsen en paraveterinairen.
Doorbreek de ‘chain of infection’
De “chain of infection” bestaat uit zes schakels: de ziekteverwekker, de bron, de uitweg, de overdrachtsroute, de ingang en de ontvankelijke gastheer. Elk van deze schakels moet aanwezig zijn om een infectie te kunnen verspreiden. Als we één van deze schakels kunnen doorbreken, stoppen we de verspreiding. Handhygiëne is een van de meest directe manieren om deze keten te onderbreken, maar ook andere maatregelen spelen een belangrijke rol.
- Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM): Het dragen van handschoenen, maskers, schorten en andere beschermende kleding is cruciaal wanneer er een kans is op contact met lichaamsvloeistoffen of bij het behandelen van besmette patiënten. Dit voorkomt dat wij micro-organismen van de ene patiënt naar de andere verspreiden. Richtlijnen van de WHO en onderzoeken door de CDC benadrukken het belang van goede handhygiëne, vooral in combinatie met het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.
- Desinfectie van instrumenten en oppervlakken: Na elke patiënt moeten de gebruikte instrumenten en de oppervlakken in de behandelruimte grondig worden gedesinfecteerd. Dit voorkomt dat ziekteverwekkers zich via gemeenschappelijke oppervlakken verspreiden (Stull and Weese).
- Kledingvoorschriften: Net zoals horloges en sieraden micro-organismen kunnen bevatten (zoals eerder besproken), geldt dit ook voor kleding. Werken met schone kleding, en bij voorkeur het dragen van bijvoorbeeld wegwerpoveralls of -schorten bij risicovolle procedures, kan helpen om besmetting te voorkomen. Ook het werken met “scrubs” en het vermijden van contact van persoonlijke kleding met die van de kliniek is belangrijk.
- Beperk contact tussen patiënten: Het is van belang om zieke en gezonde dieren zoveel mogelijk van elkaar gescheiden te houden. Bij vermoeden van infectieziekten moet het dier meteen in isolatie geplaatst worden, en de dierenarts die het dier behandelt moet speciale voorzorgsmaatregelen nemen, zoals het dragen van beschermende kleding en gebruik van aparte instrumenten.
Kruisbesmetting tussen patiënten en personeel
Het zijn echter niet alleen de patiënten die risico lopen op kruisbesmetting. Wijzelf, als personeel, lopen ook het risico om micro-organismen over te dragen tussen dieren en zelfs naar huis mee te nemen. Het dragen van beschermende kleding en het volgen van de regels rondom handhygiëne zijn daarom ook voor ons van groot belang. Uitbraken van infecties gelinkt aan slechte handhygiëne zijn gedocumenteerd in onderzoeken van Gordin FM en Gupta A, waarbij kunstnagels en sieraden extra risicofactoren bleken.
Het belang van voorlichting en training
Infectiepreventie valt of staat met de kennis en het bewustzijn van het hele team. Regelmatige voorlichting en training over hygiëneprotocollen zijn daarom essentieel. Iedereen in de kliniek, van de dierenarts tot de baliemedewerker, moet zich bewust zijn van de risico’s van kruisbesmetting en weten hoe deze risico’s beperkt kunnen worden. Zorg ervoor dat iedereen de juiste technieken kent voor het wassen van handen, het dragen van beschermende kleding en het schoonmaken van de praktijkruimte.
Aandachtspunten voor patiënten
Onze patiënten kunnen niet altijd meewerken aan infectiepreventie – denk aan honden die likken aan wonden of katten die moeilijk in toom te houden zijn. Het is daarom belangrijk om waar mogelijk voorzorgsmaatregelen te treffen:
- Beschermende verbanden over wonden plaatsen om te voorkomen dat dieren er zelf aan likken.
- Het beperken van contact tussen zieke dieren en gezonde dieren, niet alleen in de praktijk maar ook tijdens opnames en in wachtkamers.
- Correcte triage aan de telefoon: Wanneer een eigenaar belt over een zieke patiënt, is het belangrijk om alvast in te schatten of er sprake kan zijn van een infectieziekte. Zo kun je alvast maatregelen nemen om kruisbesmetting te voorkomen.
Infectiepreventie in de dierenkliniek vraagt dus om een integrale aanpak, waarbij niet alleen handhygiëne en omgevingshygiëne, maar ook het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen en goede voorlichting een belangrijke rol spelen. Door deze maatregelen consequent toe te passen, kunnen we de verspreiding van infecties voorkomen en zowel onze patiënten als onszelf beschermen tegen kruisbesmetting.
Naar het 1e artikel van dit drieluik – Naar het 2e artikel van dit drieluik